Ruim drie maanden geleden sloten musea hun deuren vanwege de coronacrisis. Nu worden die deuren voorzichtig weer opengezet. Zowel bezoekers als medewerkers moeten afstand van elkaar blijven houden en de ruimte is schaars. Dat vraagt vooral van middelgrote en kleine musea veel wijsheid en vindingrijkheid.

Per 1 juli zijn de maatregelen versoepeld. Maar zolang niet vaststaat wanneer er weer helemaal kan worden overgegaan tot de orde van de dag en niet duidelijk is of en hoe geleden financiële verliezen gecompenseerd kunnen worden, blijft het lastig plannen. Stevige ambities en beleidsvoornemens kunnen niet altijd worden waargemaakt. Tentoonstellingen en activiteiten moeten met enige terughoudendheid worden georganiseerd. En werkzaamheden die te maken hebben met het onderhoud van het gebouw en de installaties of met het beheer en behoud van de collectie, moeten soms worden afgeblazen. Personeelskosten blijven, al zal er op sommige fronten bezuinigd moeten worden. En als dat moet, gaat dat waarschijnlijk vooral ten koste van freelancers, externe vakkrachten en leveranciers.

Kamer met bedstee, Museum Het Rembrandthuis – foto: Kirsten van Santen, Amsterdam

Van overheidswege zijn flinke toezeggingen gedaan om de culturele sector financieel te ondersteunen, maar 100% duidelijkheid is daar nog niet over. Ook niet over de plannen van de Amsterdamse Kunstraad om een bank in het leven te roepen die geheel ten dienste staat van de Amsterdamse kunst en cultuur.

Hoe gaan een middelgroot en een klein Amsterdams museum om met deze onzekerheden? Die vraag stelde De Nieuwe Olifant aan Lidewij de Koekkoek (LDK), directeur van Museum Het Rembrandthuis en Anouk de Wit (ADW), directeur van het Van Eesteren Museum. Zij geven een impressie van wat nu speelt. De Nieuwe Olifant heeft naar hen geluisterd en blijft de ontwikkelingen volgen. 

Definitief ontwerp van de gevel van Museum Het Rembrandthuis, 2018 Ontworpen door Bureau BiermanHenket te Esch

Zowel Museum Het Rembrandthuis als het Van Eesteren Museum zitten middenin een schaalvergroting. Wat houdt die in?

LDK: Het Rembrandthuis trok de afgelopen jaren meer dan een kwart miljoen bezoekers. De verwachting was dat dit binnen enkele jaren zou uitgroeien tot 300.000. Om al deze bezoekers beter op te vangen, maar ook om een al langer noodzakelijke renovatie uit te voeren, hebben we een Meesterplan ontwikkeld. Begin 2020 rondden we het Definitief Ontwerp af. We zaten middenin gesprekken met verschillende partijen over de uitvoering en de financiering daarvan.

Het Van Eesterenpaviljoen aan de Noordzijde van de Sloterplas – foto: Van Eesteren-Fluck & Van Lohuizen Stichting, Den Haag

Het plan is veelomvattend, uitbreiding van het vloeroppervlak, vernieuwing van de faciliteiten, betere toegankelijkheid en verduurzaming van alle installaties horen daarbij, maar het draait vooral om een vernieuwd verhaal en de museale inrichting, gericht op een breder (en ook meer Amsterdams) publiek dat zich op een bijzondere manier kan identificeren met Rembrandt als kind van zijn tijd, (zaken)man, virtuoos beeldend kunstenaar en natuurlijk als voortdurende inspiratiebron. We willen daarbij meerstemmiger, inclusiever en actueler zijn.

De meest urgente onderdelen, zoals verduurzaming en het openstellen van het gehele woonhuis, een rijksmonument, hopen we, als het enigszins kan, te realiseren in 2022. De grote verbouwing en herinrichting zal nog wel wat jaren duren, maar blijft de stip op onze horizon. Gelukkig konden we in 2018 al wat tijdelijke verbeteringen doorvoeren. Zo kreeg de entreeruimte op de begane grond een nieuwe ruime ontvangstbalie en kregen de museumwinkel en de garderobe een plek in het souterrain, waar zich oorspronkelijk het auditorium bevond. In het voorhuis werd het zakelijke kantoor van Rembrandt gereconstrueerd en op de tussenverdieping kwam een intiem prentenkabinet.

In 2018 bleek onverwacht dat het hoekhuis, dat zich aan de rechterkant van Het Rembrandthuis bevindt, te huur stond. Een unieke kans, te meer daar zich in dit pand in de 17de eeuw de kunstwerkplaats van Hendrick van Uylenburgh (de neef van Rembrandt’s vrouw Saskia, red.) bevond, waarvan de jonge Rembrandt in 1631 aan het hoofd kwam te staan. Dankzij de inspanningen van verschillende partijen, waaronder de gemeente Amsterdam, konden wij dit pand betrekken en daar de kantoren en andere ondersteunende functies, die zich daarvoor op verschillende locaties bevonden, onderbrengen.

Daarmee is de basis voor het echte Meesterplan gelegd. Essentiële, maar kostbare onderdelen, zoals verbouwing van het entreegebied, het vernieuwen van de gevel van de moderne entreevleugel, het creëren van 30% meer publieksruimte en de vernieuwing van de vaste opstelling worden op de langere baan geschoven.

ADW: Tien jaar geleden ging het Van Eesteren Museum van start in een schoolgebouw aan de Burgemeester de Vlugtlaan. In 2017 verhuisde het naar het gloednieuwe Van Eesteren Paviljoen aan de Noordzijde van de Sloterplas. Het museum heeft een bescheiden collectie, die deels permanent te zien is in het nieuwe Van Eesteren Paviljoen en deels in de Museumwoning aan de Freek Oxstraat. Beide locaties bevinden zich in een ‘beschermd stadsgezicht’, de Noordoever van de Sloterplas en het ‘Buitenmuseum’ in Slotermeer.

Het museum heeft een vaste opstelling en organiseert tijdelijke tentoonstellingen, maar vooral ook lezingen, discussies, educatieve activiteiten, rondleidingen door het Buitenmuseum en excursies in binnen- en buitenland. Het heeft dus net als andere musea de zorg voor de collectie en voor de tentoonstellingen, maar besteedt een groot deel van de tijd aan allerhande activiteiten in en buiten de muren van het museum en de museumwoning. In dat opzicht is het te vergelijken met het BijlmerMuseum in Zuidoost en het Tenement Museum in New York.

Aanvankelijk was het museum gefocust op architect/planoloog Cornelis van Eesteren en zijn uitbreidingsplan voor Nieuw-West, dat al in 1934 klaar was, maar pas na de Tweede Wereldoorlog kon worden uitgevoerd. Zijn opvattingen, nationale en internationale contacten met mensen als Walter Gropius en Theo van Doesburgh en zijn vernieuwingsdrang werden en worden behandeld is de vaste- en tijdelijke in tentoonstellingen, maar ook tijdens allerhande activiteiten, debatavonden en excursies. Het beleven van de gebouwde omgeving speelt daarbij een belangrijke rol. Ook in de jaren vijftig/zestig museumwoning staat beleving centraal. Voorzien van meubels en andere onderdelen die lang niet meer bij iedereen bekend zijn – zoals de wastobbe die tevens als zitbad dienstdeed – en ingericht volgens de principes van Goed Wonen doet het huis ‘het nieuwe wonen’ uit de jaren ‘50/’60 weer herleven. Deze lijn wil het museum doorzetten naar de jaren ‘70 en de jaren ‘80/’90 door in de komende jaren nog twee andere museumwoningen te gaan exploiteren.

Lidewij de Koekkoek, directeur van Museum Het Rembrandthuis Studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden Was voorheen directeur van het Stedelijk Museum Alkmaar en Hoofd Monumenten en Archeologie van Dordrecht – foto: Anouk van Kalmthout, Amsterdam                

Zijn deze plannen financieel haalbaar, nu beide musea moesten sluiten in verband met de coronacrisis? 

LDK: Het Rembrandthuis ontvangt nu via het Amsterdam Fonds voor de Kunst (AFK) een jaarlijkse subsidie van ongeveer € 940.000. 80% van onze inkomsten is echter afkomstig uit eigen verdienmogelijkheden, zoals de entreegelden, de museumwinkel, sponsoring en fondsen voor bv. tentoonstellingen. Wij verkopen ook eigen producten, die door andere museale instellingen worden afgenomen. Door de coronacrisis vielen onze inkomsten uit kaartverkoop en winkel geheel weg, een enorme aderlating. Tot nu toe konden we dat opvangen met eigen reserves. Maar dat kan niet eeuwig duren.

Voor de periode 2021-2024 hebben wij via de AFK opnieuw subsidie aangevraagd. Als die aanvraag wordt gehonoreerd en we erin slagen om extra gelden te genereren, zoals een overbruggingslening uit de mogelijke gemeentelijke cultuurbank, maar ook aanzienlijke bijdragen van fondsen, sponsors en particuliere donateurs, dan kunnen wij ons de komende jaren redden. Daar bovenop moeten we ons programma van activiteiten en tentoonstellingen herzien en bezuinigen op onze uitgaven en loonkosten. Hiermee komen we hopelijk de crisis door en kunnen we het museum compacter en wendbaarder maken. Maar komt er bijvoorbeeld een tweede lockdown en blijft het bezoek mondjesmaat, dan wordt het heel ingewikkeld

ADW: Wij zetten in op een verdubbeling van ons budget. In 2021 hopen we ten minste over

€ 239,850 te kunnen beschikken. Tot en met 2019 ondersteunde Stadsdeel Nieuw-West ons met € 92.150 en van de Van Eesteren-Fluck & Van Lohuizen Stichting ontvingen we € 55.000. 25% van onze inkomsten is afkomstig van de entreegelden, de verkoop van boeken, de opbrengst van activiteiten en de verhuur van ruimten. Met steun van het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie, het Fonds voor Cultuurparticipatie, het VSB Fonds en verschillende sponsoren kunnen we onze projecten, tentoonstellingen, excursies, activiteiten e.d. bekostigen.

Als we voor de komende periode via het AFK de gemeentelijke subsidie krijgen, kunnen we ons ook formeel ook aanmelden voor een bijdrage uit de 17 miljoen die door de gemeente Amsterdam beschikbaar is gesteld voor noodlijdende kunst- en cultuurinstellingen. Met die inkomsten kunnen we het huidige museumcomplex in stand houden, onderhouden en bemensen. Op dit moment zijn we ook bezig met onze accreditatie door de Museumvereniging. Als die er is, staan we sterker en kunnen we onder andere toegang verlenen aan bezitters van de Museumkaart. Nu kan dat alleen met de Stadspas. Het blijft dus voorlopig nog spannend of we onze ambities kunnen waarmaken.

Anouk de Wit, directeur van het Van Eesterenmuseum Studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Werkte o.a. voor Monumentenzorg in Rotterdam en Zwolle, het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam en de Dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam. Was directeur van de Zuiderkerk en aanvaardde in 2013 haar huidige functie – foto: Stephan Schillemans, Amsterdam

Wat heeft op dit moment nog meer jullie aandacht?

LDK: De noodzaak de organisatie compacter en flexibeler te maken en de zorg om de uitvoering van de museale taken, zoals het beheer en behoud van de collectie, het tentoonstellings- en, activiteitenprogramma, educatie, pr/marketing enz. Een museum is geen statisch gegeven. Je moet altijd alert blijven op nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden, maar ook op beperkingen zoals nu. Zo versterk je niet alleen de huidige situatie, maar anticipeer je ook op de toekomst.

In 2019 ontvingen wij 290.000 bezoekers, waarvan 75% afkomstig uit het buitenland. Veel bezoekers uit Europa, maar altijd ook veel uit de Verenigde Staten en Azië. Ik verwacht sowieso dat de effecten van de crisis lange tijd zullen doorwerken. Mijn inschatting is dat wij rond 2023 op een bezoekersaantal van 200.000 zullen uitkomen, en dat is nog 80.000 minder dan 2019. Onze plannen m.b.t. het gebouw, de klimaatinstallatie en de herinrichting zijn we al aan het herzien. Maar onze ambities en visie blijven overeind, alleen de uitwerking zal de komende jaren veranderen.

Burgemeester Halsema kondigde – terecht – aan dat zij paal en perk wil stellen aan de overlast van het massatoerisme in Amsterdam. Ook de culturele sector is voorstander van meer duurzaam toerisme, met aandacht voor de cultuur en erfgoed van de stad. Natuurlijk trekken wij ook een deel van de toeristen die afkomt op de Wallen, ik ben benieuwd hoe het zich ontwikkelt. De tijd zal het leren.

ADW: In Nieuw-West zijn door de gemeente Amsterdam negentien buurten tot ‘ontwikkelbuurt’ verklaard. Hier worden bestaande woningen gerenoveerd of vernieuwd. Hier moeten ook de leefomstandigheden van een bovengemiddeld groot aantal bewoners worden verbeterd. Er worden ook nieuwe huizen gebouwd.

Het spreekt vanzelf dat het museum die ontwikkelingen op de voet volgt. Niet alleen omdat het hier om architectonische en planologische vraagstukken gaat die met Van Eesteren te maken hebben, maar ook omdat deze vernieuwingen verschillende bewoners- en bevolkingsgroepen raken: Amsterdammers, oorspronkelijk Nederlandse niet-Amsterdammers en Amsterdammers met een migratieachtergrond. In het stadsdeel wonen en verblijven meer dan honderdvijftig verschillende nationaliteiten Die verschillende groepen wil het museum aan zich binden en onderling verbinden. Vanaf 2010 is er daarom in het museum al een vaste kern vrijwilligers met een autochtone achtergrond actief. Die groep willen we uitbreiden en versterken. Dat betekent dat het museum de komende jaren niet alleen inzet op inhoud, maar ook op intermenselijke relaties. Een belangrijk speerpunt.

Wordt vervolgd.

 

Sandra de Vries, redactielid De Nieuwe Olifant

No Comments Yet

Leave a Reply

Your email address will not be published.